Dit artikel komt uit de Volkskrant. Op NU.nl verschijnt dagelijks een selectie van de beste artikelen uit kranten en tijdschriften. Daar lees je hier Meer over.
Eigenlijk werd het hele leven en schrijven van Remko Campart (1929-2022) gevormd door intuïtie. Campart was geen systematische denker, iemand die weloverwogen plannen maakte of analytisch nadacht over grote beslissingen. Ze zet de ene voet voor de andere, kust iemand op een zomer en ontdekt dat hij bij haar in een huis woont.
Dit is hoe hij schreef. Begin met slechts één zin en de rest volgt automatisch. Hij begon intuïtief, vanuit een vage gedachte, verlangen, een beeld. Het enige dat hij toen nog moest doen, was doorgaan met schrijven, en daarvoor had hij dat absurd overduidelijke talent, zowel voor vlotte compositie als voor ongekend helder taalgebruik.
Dat hij daarin slaagde, was deels te danken aan dat talent en aan zijn grote gevoeligheid voor wat er in de lucht hing – de tijdgeest, een interesse in iets dat net boven het modieuze uitstijgt, maar daar wel voldoende mee verbonden is – maar het was ook gerelateerd aan die tijdgeest zelf. Campart maakte deel uit van een generatie kunstenaars die een wankele start kende (oorlog, duisternis, slechte wederopbouw) maar de wind in de zeilen kreeg op een manier die nu nauwelijks voorstelbaar is.
Remco Compart in 1963.
Foto:-
Gedurende een groot deel van zijn schrijversleven bestond er nog steeds een sterke hiërarchie in de industrie, met een gezaghebbend oordeel, een geldpot en volop kansen voor degenen die wilden experimenteren. Niemand twijfelde er echt aan dat ze bijna allemaal mannelijk en blank waren. Het is dat hij te vroeg is geboren, in 1929, anders zou hij nu een boomer worden genoemd, met zijn vlotte succes, zijn prachtige huis, zijn professionele onnadenkendheid.
grote trots
Ik schrijf dit niet om Remko Campart te bashen, zijn werk is prachtig, mijn favoriet en zijn poëzie zal zeker lang meegaan. Ik schrijf dit omdat ik dat ben satijnen hart (2006) reread, de roman die in januari in de leesclub van Facebook te lezen zal zijn en die gaat over een soort kunstenaar die we bijna niet meer kennen. Een schilder die is opgegroeid met abstracte avant-gardekunst, is internationaal vermaard, extreem rijk en volkomen egoïstisch toegewijd aan zijn werk. ‘Alles voor de kunst’, zei de eerste mens Hendrik van Otterlo, en: ‘Een groot genie heeft een groot ego nodig, dat de boel draaiende houdt.’
De roman begint mooi en precies, met halfzus Bettina die hem wast, die in de eerste alinea een washandje tussen zijn billen haalt en aan zijn slapende penis krabt. ‘Het grootste deel van mijn leven’, denkt Van Otterlo, ‘is geschiedenis. De jaren zijn vermengd.’ Als lezer heb je meteen door dat je naast iemand staat die terugkijkt en zonder enige hulp in het heden staat. Het decorum is verdwenen, maar dat geldt ook voor het scherpe oog voor het leven zelf. Van Otterlo wordt onlangs geconfronteerd met zijn verleden en herinneringen, door het overlijdensbericht van een voormalige geliefde, Sissy. ‘Die verdomde trut,’ noemt ze hem, met wie Jungerius jr. zijn beste vriend is. Zei: ‘Je loopt achter, van Otterlo. In welke eeuw leef jij? Tegenwoordig moet je een trut genoemd worden.’
Sissy was de enige vrouw die Van Otterloe zelf verliet, meestal was zij degene die vertrok, ongeduldig naar tijd en aandacht voor elke vriendin. Dames een bijzaak, ‘vloeipapier’ dat je niet te lang bij je moet houden. Maar na het dode lichaam begint het aan hem te zeuren, net zoals zijn luiheid hem begint te storen. Hij komt nergens, tekent niets interessants, sleutelt alleen aan gouache en accepteert alleen zus Bettina, vriend Jungerius jr. en de dokter, die alle drie hun gedachten over haar hebben, vooral over haar gebrek aan empathie en haar ijdelheid. Van Otterlo begon langzaam te bewegen.
Milde depressie
Het boek gaat in op de groeiende vragen die Van Otterlo zichzelf begint te stellen, over roem en de egocentrische fixatie ervan. Hoe sympathiek hij zich ook gedraagt (boos, confronterend, beledigend), je sympathiseert met hem omdat je ziet hoe hij zelf deze houding beu is. Hoe zijn trots plaats maakt voor milde depressies en zijn koppigheid zich langzaam tegen hem keert.
“Het is niet erg goed voor mij om op mijn oude dag mijn leven te gaan heroverwegen”, zegt hij, uit angst dat hij alles verkeerd heeft gedaan en dat de structuur van zijn leven zal instorten als hij eraan blijft sleutelen. Maar zijn oude huid begint te jeuken. Hij krast…